Rechtszaak : Eenverdieners en heffingskorting
Peter Kavelaars was op 19 januari 2017 om 17.50 uur op BNR over de discussie voer ongelijke fiscale behandeling van een- en tweeverdieners.
De aanleiding voor dit interview was het volgende artikel uit het FD:
” Eenverdieners eisen volledige heffingskorting bij gerechtshof
De discussie over de ongelijke fiscale behandeling van een- en tweeverdieners beperkt zich niet tot de politiek maar wordt ook voor de rechter uitgevochten. Vrijdag dient in Den Bosch het hoger beroep van een echtpaar uit Landgraaf, met als eis dat ook eenverdieners recht hebben op de volledige algemene heffingskorting voor beide partners.
‘Het gerechtshof moet zich uitspreken over een heel principiële kwestie’, zegt hoogleraar staats- en bestuursrecht Jos Teunissen. ‘De vraag is wat de overheid mag belasten.’ Voor Teunissen, die het Limburgse echtpaar juridisch bijstaat, staat het antwoord vast: het bestaansminimum mag niet worden belast. Dat gebeurt volgens hem wel met de afbouw van de algemene heffingskorting voor de niet-werkende partner.
SGP
Het politieke debat over de afbouw van overdraagbare heffingskorting, ook wel denigrerend de ‘aanrechtsubsidie’ genoemd, laaide vorig jaar op. SGP-Tweede Kamerlid Elbert Dijkgraaf drong er bij het kabinet op aan iets extra’s te doen voor eenverdieners, omdat de belastingdruk voor gezinnen met één kostwinner volgens hem onevenredig hoog is. Tweeverdieners profiteren volledig van de algemene heffingskorting maar ook van de arbeidskorting en als zij kleine kinderen hebben van de combinatiekorting. Bovendien komen zij individueel minder snel in de hogere tariefklassen, waardoor hun gemiddelde belastingdruk aanzienlijk lager is.
Dijkgraaf kreeg alleen steun van CDA en ChristenUnie. Maar de fiscale behandeling van eenverdieners keert zeker terug in de komende kabinetsformatie. Het Nibud heeft gewaarschuwd dat het traditionele kostwinnersgezin inmiddels een risicogroep vormt die geld tekort komt. Ook fiscalisten als Leo Stevens laken de ongelijke behandeling van de eenverdiener.
In 2017 bedraagt de algemene heffingskorting € 2254. Voor partners die na 1962 zijn geboren en weinig of geen inkomen hebben uit werk, is die ondertussen teruggeschroefd naar € 902.
Europees verdrag
De rechtsbank in Eindhoven ging niet mee in het pleidooi van Teunissen dat de algemene heffingskorting is bedoeld om een bestaansminimum te garanderen. Belasten van zo’n minimum is volgens de hoogleraar aan de Open Universiteit in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. De rechter verwees naar de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever. Zo werd ook de vraag naar ongeoorloofde discriminatie tussen een- en tweeverdieners afgedaan.
De heffingskorting kwam in 2001 in de plaats van de belastingvrije voet. Dit deel van het inkomen bleef onbelast om beide partners een bestaansminimum te garanderen. Vandaar dat de geïndividualiseerde korting tot 2008 ook volledig overdraagbaar was naar de meest verdienende partner.
Het begrip aanrechtsubsidie is volgens Teunissen misleidend, omdat de meest verdienende partner opdraait voor de misgelopen korting. De afbouw verdraagt zich verder niet met de wettelijke verplichting voor partners om in elkaars levensonderhoud te voorzien, stelt hij. Het is bovendien wrang dat alleen armere eenverdieners de dupe zijn, vindt hij. Inkomen uit vermogen mag namelijk aan de minst verdienende partner worden toegeschreven, zodat die de aftrek behoudt. Met inkomen uit arbeid mag dat niet.
Arbeidsdwang
De afbouw van de korting is gemotiveerd om arbeidsdeelname te bevorderen. Volgens Teunissen is echter sprake van arbeidsdwang als inkomens beneden het bestaansminimum dreigen te zakken. Hij ziet het vaker, zegt de jurist staats- en bestuursrecht: maatregelen die het als gewone wet nooit zouden halen, zoals arbeidsdwang, worden via fiscale wetgeving opgelegd. ‘De samenleving wordt steeds meer met belastingen bestuurd, doordat mensen betalen op basis van hoe zij hun leven inrichten.”